De Europese Mol

​

Inzicht in de mol

 

Een mol in de tuin is een teken van een vruchtbare bodem. Het dieet van de mol bestaat voor 90% uit regenwormen, ze doorzoekt dus de hele dag haar tunnels die ze heeft gegraven om regenwormen te eten. 

Zodra de molshopen zich vermenigvuldigen, moeten we snel handelen. Eenmaal de mol goed ingeburgerd is in haar gangen- stelsel, wordt ze zeer discreet. Plots duikt ze op wanneer je dit het minst verwacht. Alleen op bepaalde winterdagen zal hij herinnerd worden, wanneer de kou hem dwingt om naar beneden te gaan om enkele van zijn gangen te herstellenen en nieuwe molshopen van rijke grond te creëren. 

 

 

Er zijn 3 soorten gangen

 

Dieper gelegen gangen (15-25 cm van het oppervlak), de permanente gangen. 

Jachtgangen, in de eerste centimeters van de grond. 

De perifere gangen aan de uiteinden van het territorium, die over het algemeen gemeenschappelijk zijn voor verschillende dieren, wat de rekolonisatie door nieuwe dieren (mollen, knaagdieren) verklaart in geval van vangst van de mol.

 

Een mol kan tot 7km/h graven en per uur graven ze gangen tot wel 15 meter lang. 

 

 

 

 

Onderschat de tegenstander niet

 

Zijn reukzin is zeer ontwikkeld, hij kan zijn prooi detecteren 

onder enkele centimeters grond. 

 

• Het beweegt zich in een gangenstelsel van meer dan 200 m. 

• Zijn jachtgebied varieert van 600 tot 900 m2. 

• De levensduur is gemiddeld 6 jaar. 

• De mol overwintert niet, hij is het hele jaar door actief, omdat hij geen vetreserves kan aanleggen. 

• De mol is een eenzaat die slechts kortstondig een partner tolereert tussen  december en februari. 

• Over het algemeen slechts één nest per jaar (zelden twee), van vier tot zes jongen, die een twee maanden durende opleiding krijgen vooraleer ze het ouderlijk nest verlaten op zoek naar een nieuw jachtgebied.

​​

​

Algemene informatie

• Naam: Europese mol

• Wetenschappelijke naam: Talpa europaea

• Familie: Mollen (Talpidae)

• Lengte: 11–16 cm

• Gewicht: 70–130 gram

• Leeftijd: Gemiddeld 2-4 jaar

 

Uiterlijk

• Fluwelig zwarte vacht, die in alle richtingen glad ligt (handig bij achteruit kruipen)

• Spadevormige, brede voorpoten met sterke nagels → perfect aangepast aan graven

• Kleine ogen en nagenoeg blind

• Geen uitwendige oren (maar goed gehoor)

 

Leefgebied

• Voorkeur voor vochtige, voedselrijke bodems zoals gazons, weides, tuinen, akkers

• Komt voor in bijna heel Europa, behalve op zandgronden of zeer droge gebieden

 

Leefwijze

• Solitaire dieren, territoriaal

• Graven tunnels tot wel 15 meter per dag

• Tunnelsysteem heeft:

  • Oppervlakkige gangen (voedsel zoeken)

  • Diepere tunnels (nestkamer en vaste routes)

 

Voeding

• Vooral regenwormen, insectenlarven, slakken

• Geen planteneter! (maar kan indirect planten beschadigen door wortels te ondermijnen)

• Kan een voorraad regenwormen aanleggen in speciale kamers

​